Aangifte mensenhandel en mensensmokkel

Mensenhandel en mensensmokkel zijn twee ernstige delicten, waar in het totale migratieveld bijzondere aandacht voor is. Dit zowel om opsporing en vervolging van daders te bevorderen als slachtoffers te beschermen. 
 

Mensensmokkel is het helpen van mensen (veelal in ruil voor veel geld) om zich illegaal toegang tot of doorreis door een land te verschaffen. Mensensmokkel is dan ook een misdaad tegen de staat. 
Mensenhandel is het werven, vervoeren, overbrengen, opnemen of huisvesten van mensen met gebruik van dwang (in brede zin), met het doel die mensen uit te buiten. Dat hoeft niet grensoverschrijdend te gebeuren. De (beoogde) uitbuiting is de kern van mensenhandel. Het is daarmee een misdaad tegen de persoon. 
Hoewel het twee verschillende delicten zijn, kunnen ze in de praktijk in elkaar overlopen, bijvoorbeeld wanneer een mensensmokkelaar halverwege de reis een vreemdeling begint uit te buiten. 
Voor buitenlandse slachtoffers van mensenhandel (en dus niet mensensmokkel) is de Verblijfsregeling Mensenhandel van toepassing. De uitwerking van de Verblijfsregeling is opgenomen in 3.48 Vb jo. B8/3 e.v. Vc en B9/12 e.v. Vc. 
 

Bedenktijd

Wanneer sprake is van mensenhandel komt dat meestal al vroeg in in de verblijfsrechtelijke procedure naar voren. Maar het kan zijn dat in het vertrekproces voor het eerst signalen van mensenhandel ontdekt worden. Bij de geringste aanwijzing van mensenhandel wordt een vermeend slachtoffer mensenhandel zonder rechtmatig verblijf maximaal drie maanden bedenktijd aangeboden door de KMar of de Politie (zie voor de voorwaarden B8/3.1 Vc). In deze tijd kan het slachtoffer beslissen of hij aangifte wil doen van mensenhandel of op andere wijze medewerking wil verlenen aan een strafrechtelijk opsporings- of vervolgingsonderzoek. De verleende bedenktijd genereert rechtmatig verblijf ex artikel 8, onder k van de Vreemdelingenwet. Gedurende de bedenktijd worden uitzettingshandelingen opgeschort en kan de vreemdelingenbewaring worden opgeheven. De IND verleent uitsluitend bedenktijd aan vreemdelingen in vreemdelingenbewaring als het OM en de Politie of KMar hiermee akkoord gaan. In dat geval meldt de Politie het slachtoffer aan bij CoMensha. Door CoMensha wordt onderdak geregeld. 
 

Aangifte

Indien het slachtoffer besluit aangifte te doen wordt door de Politie/KMar een M55-formulier opgesteld en verzonden aan de IND. De IND merkt dit ambtshalve aan als een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier op ‘tijdelijke humanitaire gronden’ en zal, behoudens contra-indicaties, overgaan tot verlening van de vergunning. De verblijfsvergunning is in principe geldig voor één jaar. Is de vreemdeling door de IND in het bezit gesteld van een (tijdelijke) verblijfsvergunning, dan wordt de vertrekprocedure afgesloten en stroomt betrokkene uit de caseload van de DT&V. 
Binnen de Verblijfsregeling Mensenhandel hebben slachtoffers mensenhandel met een Dublinclaim een bijzondere status. Aan hen wordt slechts een verblijfsvergunning verleend indien het OM heeft aangegeven dat hun aanwezigheid in Nederland noodzakelijk is in het belang van het opsporings- en vervolgingsonderzoek.

Geen aangifte

Mocht de vreemdeling geen aangifte willen doen van mensenhandel maar staat redelijkerwijs vast dat er sprake is van slachtofferschap, dan kan betrokkene recht hebben op begeleiding van IOM en de hulpverlening, bijvoorbeeld in het land van herkomst. IOM heeft een speciaal informatiebulletin ten behoeve van hulpverleners en partnerorganisaties, die contact hebben met (eventuele) slachtoffers van mensenhandel. 

Zie ook:
Artikel 8, onder k, Vreemdelingenwet (rechtmatig verblijf gedurende bedenktijd) 3.48, eerste lid, sub a t/m d Vb jo. B8/3 en B9/12 Vc (Verblijfsregeling Mensenhandel)

Wegwijzer mensenhandel

Informatie van de politie over mensenhandel