Vrijheidsbeperkende maatregel

Bij plaatsing in de handhaving en toezichtlocatie (htl), vrijheidsbeperkende locatie (vbl) of gezinslocatie (gl) krijgt de vreemdeling een vrijheidsbeperkende maatregel ex. artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000 opgelegd, ook bekend als een gebiedsgebod. Vreemdelingen aan wie deze maatregel is opgelegd dienen binnen een aangegeven gebied te blijven.

Deze maatregel wordt veelal in combinatie opgelegd met de maatregel 54 van de Vreemdelingenwet die betrekking heeft op meldplicht bij AVIM. De vrijheidsbeperkende maatregel duurt bij de vbl en htl in beginsel maximaal twaalf weken, maar kan worden voortgezet als er daarna nog voldoende grondslag voor bestaat. Aan verblijf op de gezinslocatie is geen specifieke termijn verbonden.
 

Het opleggen van de maatregel

Binnen de vreemdelingenketen zijn, AVIM, KMAR, DT&V en IND bevoegd een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. Over de daadwerkelijke uitvoering zijn afspraken gemaakt tussen de ketenpartners. Bij plaatsing in de vbl krijgt de de vreemdeling van tevoren een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd door de DT&V, die wordt uitgereikt tijdens het vertrekgesprek. De DT&V legt de maatregel ook op wanneer een gezin met minderjarige kinderen onderdak wordt aangeboden op een gl. Daarbij dienen de toegang tot scholing (voor leerplichtige kinderen) en het continueren van een eventuele medische behandeling geborgd te zijn. De vrijheidsbeperkende maatregel voor plaatsing op de htl kan worden opgelegd door IND, AVIM of de DT&V.
 

Weigering overplaatsing naar gl/vbl

Aan de overplaatsing naar de gl/vbl ligt een volledig ingevuld en up-to-date vertrekplan en een gemotiveerde vertrekstrategie van het Lokaal Ketenoverleg (LKO) ten grondslag. Het complete vertrekdossier wordt door de regievoerder van de DT&V en de casemanager van het COA overgedragen aan de regievoerder en casemanager op de gl/vbl. Verder is voor iedere vreemdeling -waar noodzakelijk - een LP-opdracht ingediend.
Het LKO bespreekt van tevoren hoe wordt omgegaan met vreemdelingen die weigeren naar de vbl te gaan en zich verzetten. De vreemdeling wordt uitdrukkelijk voorgehouden wat de gevolgen zijn bij het niet voldoen aan de opgelegde maatregel. Als hij weigert mee te werken aan overplaatsing, dan overtreedt hij artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000, strafbaar gesteld in artikel 108, eerste lid. Het LKO zal in samenwerking met de Hulpofficier van Justitie de afweging maken of het zwaardere middel van inbewaringstelling kan worden toegepast.
Indien een gezin weigert in te gaan op een aanbod voor onderdak in de gl, kan tot beëindiging van voorzieningen worden overgegaan.